Ik las een artikel van Catherine De Vries, hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Bocconi Universiteit (Milan), dat me diep aan het denken zette. De relatie tussen de Verenigde Staten en Europa is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog gebaseerd op een wederzijds defensiepact en het bewaren van gemeenschappelijke waarden: democratie, vrije markt en de rechtsstaat. Een afspraak die beide partijen, zowel politiek als economisch, altijd heeft bevoordeeld. Maar zijn we er zeker van dat dit nog steeds zo is?
Met de val van de Berlijnse Muur zijn de evenwichten verschoven, wat leidde tot twee tegengestelde visies op de toekomst van Europa. Aan de ene kant pleitte Margaret Thatcher voor het handhaven van de “Amerikaanse dominantie” over het continent. Aan de andere kant streefde François Mitterrand, in de voetsporen van Charles de Gaulle, naar een onafhankelijk Europa, met Frankrijk als leidende macht. De NAVO werd het belangrijkste controleorgaan, en alleen Frankrijk trok zich terug, waardoor, volgens George W. Bush, de “voormalige satellietstaten van de USSR in de vrije wereld konden blijven”.
Een militair paradox en een visie van een eeuw geleden
Volgens een artikel van Tom Stevenson in De Groene Amsterdammer (DGA 149/25) is de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Europa, meer dan 35 jaar na het einde van de Koude Oorlog, nog steeds enorm: er zijn ongeveer 39.000 soldaten in Duitsland, 15.000 in Polen, 13.000 in Italië, en duizenden anderen verspreid over militaire bases van Noorwegen tot Kreta. In landen als België, Nederland, Italië en Duitsland liggen er zelfs B-61 kernbommen die alleen op direct bevel van de VS mogen worden gebruikt.

Charles de Gaulle, 1963
Dit roept een cruciale vraag op: als het doel van de NAVO was om de voormalige Sovjet-satellieten in de vrije wereld te houden, zoals George W. Bush uitlegde, waarom zijn er dan nog steeds zoveel Amerikaanse soldaten en bases in landen die al vrij en democratisch zijn? In Hongarije, Bulgarije en Slowakije zijn er bijvoorbeeld slechts ongeveer 150 (!) Amerikaanse soldaten. Het antwoord, vrees ik, brengt ons terug naar een visie die ooit anachronistisch leek, maar die vandaag de dag haar relevantie ten volle bewijst: die van Charles de Gaulle.
Al in de jaren zestig waarschuwde de Amerikaanse ambassadeur in Frankrijk, Charles Bohnen, de minister van Buitenlandse Zaken Dean Rusk dat De Gaulles visie Europa tot een derde machtspool zou kunnen maken. Dit was inderdaad een van de kernpunten van het Memorandum van De Gaulle uit 1958, waarin een driepartijenleiding van de NAVO werd voorgesteld met de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Dit voorstel, dat gericht was op het geven van meer gewicht aan Europa in wereldwijde strategische beslissingen, werd afgewezen. De Gaulle reageerde coherent en vastberaden: hij trok zijn marine in 1959 uit het NAVO-commando in de Middellandse Zee terug, en in 1963 uit het Kanaal. Hij weigerde buitenlandse kernwapens in Frankrijk op te slaan en dwong de VS om 200 militaire vliegtuigen uit Frankrijk te verplaatsen. In 1966 trok hij Frankrijk officieel terug uit de militaire structuur van de NAVO en eiste hij de verwijdering van alle NAVO-bases van Frans grondgebied. Het was een grote blijk van karakter en consistentie, en ondanks verschillende pogingen slaagden de Verenigde Staten er niet in Frankrijk te isoleren in Europa.
Destabiliseren om de controle te behouden
Deze destabiliseringsstrategie, gericht op het verkrijgen van controle via min of meer directe invloeden, is een constante in het Amerikaanse buitenlandbeleid. Denk maar aan de Suezcrisis van 1956, een imperialistische daad van Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël. Volgens het Protocol van Sèvres sloten de drie staten een overeenkomst waarbij Israël Egypte zou binnenvallen. Groot-Brittannië en Frankrijk zouden dan tussenbeide komen om de vrede te herstellen en intussen de controle over het door Nasser genationaliseerde Suezkanaal terug te nemen. Om de situatie onder controle te krijgen, chanteerde de VS, onder president Eisenhower, de twee Europese landen door te dreigen hun pondreserves te verkopen en de fondsen van het Internationaal Monetair Fonds te blokkeren als ze zich niet zouden terugtrekken. Voor De Gaulle, die toen nog geen president was, was dit het definitieve bewijs van de onbetrouwbaarheid van Amerika en de noodzaak om te streven naar Europese onafhankelijkheid. Voor Groot-Brittannië daarentegen was het de bevestiging dat je nooit tegen de Verenigde Staten in moet gaan.
Vandaag bevinden we ons in een vergelijkbare dynamiek. Al onder de regering Obama waren de eerste tekenen zichtbaar van een afstand nemen van Europa ten gunste van een opening naar China. Met een mogelijke tweede ambtstermijn van Trump verandert deze afstand in een echte breuk, met de typische tonen van het huidige autoritarisme.
Een verenigd en sterk Europa, met een gemeenschappelijke munt en een zelfvoorzienende markt, zou de incarnatie zijn van De Gaulles visie. Daarom zien we steeds explicietere pogingen om het continent te ontwrichten: van Musk die Duitsers aanmoedigt om op de AfD te stemmen, tot JD Vance die op de Munich Security Conference beweert dat het gevaar niet van Rusland of China komt, maar van Europa zelf. Het narratief van figuren als Peter Hegseth, in het beroemde Signalgate-schandaal, schildert Europa af als “verouderd, ongewapend en niet zelfvoorzienend”, een continent dat aan zijn lot moet worden overgelaten.
Het meest zorgwekkende is dat de Verenigde Staten zich in een positie bevinden die hen in staat stelt ongestraft te handelen. Volgens de Financial Times vrezen Europese diplomaten dat de VS het aanbod van militaire steun gebruiken als chantage om economische concessies te verkrijgen, bijvoorbeeld over de regulering van AI en Big Tech. Hieraan wordt de economische en infrastructurele afhankelijkheid van Europa van Amerikaanse software en cloudproviders toegevoegd. Een paar jaar geleden, na de verkiezing van Trump, bekende een directeur van een ziekenhuis in Den Haag bezorgd te zijn: “Als Trump zou besluiten die servers uit te schakelen, zouden we geen toegang meer hebben tot de gegevens van onze patiënten.”
Een mentaliteitsverandering als drijfveer
Hoewel ik zijn ideeën over hegemonie en Franse grandeur niet deel, denk ik dat De Gaulle misschien gelijk had. Zijn visie op het gevaar van Amerikaanse controle over Europa, zelfs door de NAVO, blijkt in al zijn hardheid.
De enige manier om deze periode te overbruggen, is deze te gebruiken als drijfveer voor een nog diepere unie. Een unie die voortkomt uit de cultuur die we al eeuwen delen en die heeft geleid tot de creatie van het westerse denken. Het is een mentaliteitsverandering die moeilijk kan zijn, omdat we zo gewend zijn geraakt aan de Amerikaanse invloed dat we ons bijna geen onafhankelijk leven kunnen voorstellen, zowel economisch als cultureel. Misschien moeten we teruggaan in de tijd en de geschiedenis opnieuw bestuderen, om te begrijpen wie er vóór wie kwam.
Ontdek meer van Moreno Maugliani
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.