De vorming van een klasgroep begint op de allereerste schooldag en verloopt vaak sneller dan gedacht. Studenten en docenten hebben echter verschillende verwachtingen en doelen. Waar studenten naar school komen om nieuwe mensen te ontmoeten en relaties op te bouwen, komen docenten met de primaire intentie om les te geven.
Deze discrepantie maakt het cruciaal om vanaf het begin een veilige omgeving te creëren waarin studenten zich vrij voelen om zichzelf te zijn. Een goed opgebouwde groepsdynamiek legt de basis voor een positieve leerervaring en intrinsieke motivatie. Wanneer een klas zich als een hechte groep voelt, wordt leren een natuurlijk gevolg van een stimulerende omgeving in plaats van een externe verplichting.
De vijf fasen van groepsvorming in de klas
Elke groep doorloopt vijf fundamentele fasen tijdens het vormen van een gezamenlijke identiteit. In een schoolcontext is het essentieel om de volgorde van deze fasen te begrijpen en waar nodig bij te sturen. Door vroeg in het proces aandacht te besteden aan groepscohesie en het vaststellen van duidelijke verwachtingen, kan problematisch gedrag in latere fasen worden verminderd.
1. Oriëntatie (Forming)
De eerste fase vindt plaats bij de start van het schooljaar of na een lange vakantie. Studenten observeren elkaar en de docent, proberen de dynamiek te begrijpen en stellen zichzelf vragen als:
• Hoe functioneert deze groep?
• Welke rol heb ik hier?
• Wat verwachten de docent en mijn klasgenoten van mij?
Hoe nieuwer de groep, hoe langer deze fase duurt. Meestal is er een periode van ongeveer twee weken waarin studenten zich aan hun omgeving aanpassen. Het is belangrijk dat de docent een veilige sfeer creëert, waarin kennismaking en groepsvorming worden gestimuleerd.
Wat de docent kan doen:
• Creëer een open en gastvrije sfeer, bijvoorbeeld door informele kennismakingsactiviteiten.
• Moedig studenten aan om samen te werken en zichzelf te introduceren.
• Stel duidelijke verwachtingen over gedrag en samenwerking.
2. Groepscohesie (Norming)
In deze cruciale fase begint de groep te stabiliseren en worden de normen en gedragsregels vastgesteld. Dit is een moment waarop studenten samen beslissen wat als acceptabel en onacceptabel wordt beschouwd.
De docent speelt hier een sleutelrol door studenten te begeleiden bij het vaststellen van groepsregels en samenwerkingsafspraken. Wanneer regels gezamenlijk worden opgesteld, ontstaat er een groter gevoel van verantwoordelijkheid en betrokkenheid.
Belangrijke aspecten voor de docent:
• Sociaal-emotionele veiligheid: Zorg ervoor dat elke student zich gehoord en gezien voelt.
• Betrokkenheid bij de schoolomgeving: Help studenten zich verbonden te voelen met de klas en de bredere schoolgemeenschap.
• Zelfdiscipline en eigenaarschap: Moedig studenten aan om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor groepsdynamiek en gedragsnormen.
Praktische suggesties:
• Laat studenten samenwerken aan een klasmanifest met gezamenlijke waarden en verwachtingen.
• Gebruik creatieve kennismakingsopdrachten, zoals korte presentaties of een groepsproject.
3. Conflictfase (Storming)
Dit is de meest dynamische en soms turbulente fase. Studenten beginnen hun rol in de groep actief te testen en hun positie te bepalen. Dit kan leiden tot rivaliteit, discussies en het ontstaan van een informele hiërarchie.
De docent moet hier waakzaam zijn en ingrijpen waar nodig om ervoor te zorgen dat er een gezonde en respectvolle groepsdynamiek ontstaat.
Veelvoorkomende vragen die studenten zichzelf stellen in deze fase:
• Hoe word ik gezien door anderen?
• Wordt er naar mij geluisterd?
• Hoeveel invloed heb ik binnen deze groep?
Als de docent geen controle neemt, bestaat het risico dat de groep zelf de leiding neemt en een informele machtsstructuur opbouwt. Dit kan leiden tot spanningen en negatieve groepsvorming.
Wat de docent kan doen:
• Houd de groepsdynamiek nauwlettend in de gaten en grijp in wanneer dat nodig is.
• Moedig open communicatie aan en zorg voor een respectvolle dialoog.
• Gebruik activiteiten waarin samenwerking wordt bevorderd, zodat groepsvorming niet op basis van conflicten, maar op basis van gezamenlijke doelen plaatsvindt.
Let op: Een dominante student die tijdens de eerste lessen op de achtergrond leek, kan juist nu proberen een centrale positie in te nemen.
4. Prestatiefase (Performing)
Als de groep deze fase bereikt, is er sprake van een stabiele samenwerking en een positieve leeromgeving. Studenten voelen zich op hun gemak bij elkaar en werken effectief samen.
In deze fase kan de docent zich meer richten op inhoudelijk onderwijs, omdat de groepsstructuur stevig staat. Het leerproces verloopt soepeler en studenten ervaren een groter gevoel van eigenaarschap over hun leerontwikkeling.
Wat de docent kan doen:
• Stimuleer samenwerking en zelfstandigheid in leerprocessen.
• Bied ruimte voor groepsreflectie en feedback.
• Creëer uitdagende projecten waarin studenten hun vaardigheden en samenwerking kunnen versterken.
5. Evaluatie en afsluiting (Reforming)
Wanneer een schooljaar of project ten einde loopt, beseffen studenten dat het groepsverband verandert of ophoudt te bestaan. Dit kan leiden tot reflectie, nostalgie of zelfs onzekerheid over toekomstige veranderingen.
De docent heeft hier een begeleidende rol door studenten te helpen terugkijken op hun ontwikkeling en hen aan te moedigen om geleerde lessen mee te nemen naar nieuwe situaties.
Wat de docent kan doen:
• Moedig studenten aan om terug te blikken op hun groei en samenwerking.
• Bespreek wat goed werkte en wat verbeterd kan worden.
• Creëer een ritueel of afsluitende activiteit om het einde van de samenwerking te markeren.
De rol van de docent in groepsvorming
Een goed functionerende klas is geen toeval, maar het resultaat van bewust groepsmanagement door de docent. In elke fase van de groepsvorming is de rol van de docent anders.
Belangrijke aspecten voor succesvol groepsmanagement:
• Wees proactief en stuur het proces van groepsvorming waar nodig bij.
• Stimuleer samenwerking en zorg voor duidelijke verwachtingen.
• Geef studenten eigenaarschap over hun eigen leerproces en groepsdynamiek.
Wanneer een docent de groepsvorming goed begeleidt, ontstaat er een klas waarin studenten zich niet alleen academisch, maar ook sociaal-emotioneel ontwikkelen.
Conclusie
Groepsvorming in de klas is een dynamisch en continu proces. Door de vijf fasen van groepsvorming te begrijpen en strategisch te begeleiden, kan een docent een leeromgeving creëren waarin studenten zich veilig en gemotiveerd voelen.
Een sterk groepsgevoel draagt bij aan betere leerprestaties, minder conflicten en een positieve klaservaring voor zowel studenten als docenten. Door te investeren in groepsdynamiek, leggen docenten de basis voor een effectieve en plezierige leeromgeving.